De zoektocht naar balans & de morele sneeuwschuiver

April vorig jaar pleitte Damiaan Denys voor een andere balans wat betreft onze kijk op en aanpak van de Corona-crisis. Hij vond het beleid te eenzijdig, te technocratisch en teveel gericht op de mythe van controle, cijfers en de medische kant van de zaak. Denys zei onder andere in tv-programma Mondo: ‘Het virus is vooral schadelijk voor 70- en 80-jarigen die vaak al ziek zijn. Realiseren we ons dat we nu een jongere generatie mensen belasten met de problemen om deze oudere mensen nu te redden?”. Denys werd vervolgens weggezet als provocateur en uitgemaakt voor de hedendaagse Joseph Mengele. In de afgelopen maanden liet vooral Barbara Baarsma, directeur van Rabobank Amsterdam op een genuanceerder wijze een ander geluid in de debatten horen waarin zij schetst wat de maatschappelijke en economische gevolgen zijn van het huidige Corona-beleid. Op NPO Radio 1 zei Baarsma dit: ‘Ondernemers zien hun levenswerk vergaan. Eenzame mensen worden nog eenzamer. Patiënten in het ziekenhuis die niet met Corona besmet zijn, zien de reguliere zorg uitvallen. We moeten nadenken hoe we een proportioneel beleid kunnen voeren, dat beter op risico stuurt en niet zo generiek is”. Zij schetst ook de oplopende staatschuld, die door onze kinderen zal moeten worden betaald. Intussen lopen de wachtlijsten bij GGZ-instellingen op, net als de leerachterstanden. Het FD schat op basis van onderzoek in dat 40% van de eindexamenkandidaten niet gaat slagen. Het Nationaal Centrum Preventie Stress en Burn-out slaat vandaag alarm nu uit onderzoek blijkt dat 82 % van de jongeren op het punt staat uit te vallen.

Toch lijken betogen voor een meer gebalanceerde aanpak of in ieder geval een ander perspectief of afweging weinig voet aan de grond te krijgen in maatschappelijke en politieke overwegingen. Tot vorige week 4 intensivisten van verschillende ziekenhuizen in het NRC een gezamenlijke vraag stelden: ‘Nu de crisis zo lang aanhoudt vragen wij ons hardop af of alle negatieve gevolgen van de maatregelen nog wel in verhouding staan tot de beoogde gezondheidswinst’. Gisteren stelde Armand Girbes, hoofd IC van het Amsterdam UMC in het Algemeen Dagblad het nog scherper. ‘We kijken alleen maar naar Covid, elke dag. We melden elke dag de Coronacijfers, maar ik zie nooit de cijfers van oplopende wachtlijsten, van operaties die niet doorgaan. We maken een passieve, oneerlijke keuze, door te laten gebeuren dat de ic’s vol liggen met coronapatienten en de overige zorg af te schalen. 600 patienten op de IC en 1600 in de rest van het ziekenhuis ontwrichten op dit moment een hele bevolking, een heel land.

Voorop gesteld dat ik dit zeker niet de wijsheid in pacht heb, altijd probeer alle kanten van de situatie te bezien en tevens geen panklare oplossingen heb, valt me iets op dat me raakt en tevens ook wel verwondert. Hoe kan het zijn dat we al bijna een jaar lang niet in staat blijken om het ongemakkelijke gesprek met elkaar te voeren over hoe we omgaan met deze crisis? Hoe we omgaan met korte en lange termijn? Hoe we omgaan met ethische dilemma’s. En hoe elke keer als mensen trachten dit bespreekbaar te maken de rijen weer snel gesloten worden. Waarbij het me niet zozeer gaat om dat het allemaal anders moet, maar dat er meer ruimte komt voor deze andere geluiden.

Hoe kan het zijn dat de mensen die al een jaar lang aan de eind van de keten mensen opvangen en verzorgen, op de IC, dat juist deze mensen het gesprek moeten starten over hoe we omgaan met gebrek aan controle en maakbaarheid? Of zoals Girbes stelt: “Niemand durft te zeggen: we moeten minder coronapatiënten toelaten op de IC, iedereen vlucht, kijkt de andere kant op, terwijl het probleem levensgroot is”.

Hoe komt het dat wij als samenleving, in de eerste plaats onze regering, dit ongemakkelijke gesprek als een morele sneeuwschuiver voor ons blijven uitschuiven? Hoe komt het dat Utrechtse middelbare scholen volgens RTV Utrecht geen antwoord krijgen van onze regering op hun brandbrief voor alternatieve maatregelen na meldingen van zelfmoord en zware depressies onder leerlingen?

Wat mij raakt is dat wij, leiders van bedrijven, maatschappelijke organisaties en politieke bestuurders, deze lastige dialoog onvoldoende met elkaar durven te voeren en uiteindelijk ook deze hete kolen uit het vuur laten halen door dezelfde medici die zich al bijna een jaar lang kapotwerken in de frontlinie.

In de eerste plaats reken ik dat mijzelf aan, en daarbij wil ik hier de vraag stellen, wanneer gaan we wél dat ongemakkelijke gesprek aan? Wanneer durven we wél een vollediger afweging te maken die niet alleen gebaseerd is cijfers, korte termijn en angst? Wanneer krijgen de middelbare scholen een antwoord van onze regering? En wat zeggen we tegen Armand Girbes? Moet hij deze afweging ook in zijn eentje maken? Of slaan we deze ook weer plat? Het is nu aan ons.